Oefen biologie: Flashcards @BioSuus

Heb jij ook zo’n moeite met het automatiseren van de begrippen? Maak dan gebruik van de flashcards van Leslokaal Antverpia.

Door gebruik te maken van visuele ondersteuning (afbeeldingen) ga je de begrippen beter onthouden!

Bio oefenen @Biosuus kies de leerstrategie die bij jou past!

Flashcards Erfelijkheid

[qdeck style=”border-color: #993333 !important;”] [h] Erfelijkheid

[q unit=”Erfelijkheid”]
Fenotype

[a] Fenotype:

Erfelijke eigenschap die je terugziet in je UITERLIJK.

Je fenotype kan veranderen door milieufactoren.
Je genotype blijft bij deze verandering hetzelfde. 

Bijvoorbeeld:
Je verft je blonde haar blauw.
Je huid wordt bruin door de zon.

[q unit=”Erfelijkheid”]
Genotype

[a] Genotype:

Erfelijke eigenschappen die in je GENEN vaststaat. 

[q]
Dit geslachts-chromosoom zit altijd in een eicel. 

[hangman]
[c] x-chromosoom

[a] Een X-chromosoom is het grootste
geslacht-chromosoom.

In alle eicellen zit een X-chromosoom.

Dit komt, doordat meisjes in iedere lichaamscel
twee X-chromosomen hebben.

Tijdens de meiose ontstaan er dus twee eicellen met ieder één X-chromosoom.

Dit schrijven we als: XX 

[q] Dit geslachts-chromosoom zorgt er na bevruchting voor, dat er een jongentje geboren wordt. 

[hangman]
 
[c] y-chromosoom

[a] Een Y-chromosoom is het kleinste geslachts-chromosoom.

In een zaadcel kan een X-chromosoom OF een Y-chromosoom zitten.

Dit komt, doordat jongens in iedere lichaamscel één X-chromosoom EN één  Y-chromosoom hebben.

Tijdens de meiose ontstaan er twee zaadcellen:
-één zaadcel met een X-chromosoom
-één zaadcel met een Y-chromosoom

Dit schrijven we als: XY

 

[q unit=”Erfelijkheid”] Dominant gen 

[a] Dominant gen:

Gen waarvan de eigenschap ALTIJD terug te zien is in het uiterlijk (fenotype).

[q unit=”Erfelijkheid”] Recessief gen

[a] Recessief gen:

Gen waarvan de eigenschap alleen in het uiterlijk te zien is, als er GEEN DOMINANT gen in de cel aanwezig is. 

[q unit=”Erfelijkheid”] Zygoot

[a] Zygoot:

Zygoot is een moeilijk woord voor een bevruchte eicel.

[q unit=”Erfelijkheid”] Als je twee keer DEZELFDE erfelijke eigenschap in een bevruchte eicel hebt noemen we dit   [textentry]  zygoot.  

[a] Homo = gelijk

Bijvoorbeeld:
In een eicel zit het gen voor: steil haar;
In een zaadcel zit het gen voor: steil haar;
Als deze zaadcel de eicel bevrucht, dan krijgen we een bevruchte eicel (zygoot) met twee keer dezelfde eigenschap (homo): namelijk twee keer het gen voor steil haar. 

[q unit=”Erfelijkheid”] Ik heb twee keer VERSCHILLENDE genen in mijn genotype. Ik ben:    [textentry]     

[a] HETERO = verschillend

Als je twee verschillende genen in je genotype hebt noemen we dat heterozygoot.
Je hebt dan bijvoorbeeld een dominant gen van je moeder en een recessief gen van je vader

[q unit=”Erfelijkheid”]
Stamboom

[a] Stamboom

In een stamboom kun je zien op welke manier een erfelijke eigenschap in een gehele familie wordt doorgegeven.

We geven een man aan met een vierkant.
We geven een vrouw aan met een rondje.

 

[q unit=”Erfelijkheid”]

Geslachtelijke voortplanting

[a] Geslachtelijke voortplanting

Voortplanting waarbij GESLACHTSCELLEN nodig zijn om nakomelingen te krijgen.

Bij dieren: eicel + zaadcel (spermacel)
Bij planten: eicel + stuifmeel

 

[q unit=”Erfelijkheid”]

Ongeslachtelijke voortplanting

[a] Ongeslachtelijke voortplanting

Voortplanting waarbij GEEN geslachtscellen betrokken zijn.
De voortplanting vindt plaats door mitose (gewone celdeling)

Voorbeeld: knollen, bollen, stekken

 

[q unit=”Erfelijkheid”]

mutatie 

[a] mutatie

Plotselinge verandering in het genotype.

Een mutatie in één cel heeft meestal geen gevolgen.
Een mutatie in een geslachtscel zorgt ervoor dat ALLE lichaamscellen een foutje hebben. Dit zie je meestal terug in het fenotype.

[q unit=”Erfelijkheid”]

Stoffen die invloed hebben op het krijgen van een mutatie noemen we. 

  [hangman]  

[c] mutageen

[a] Mutageen

Een stof of straling die ervoor kan zorgen dat je een mutatie krijgt in je genotype noemen we mutageen.

[q unit=”Erfelijkheid”]

Tumor

[a] Tumor

Ontstaat als er een mutatie is in het genotype van één lichaamscel.

 Een ander woord voor tumor is ook wel gezwel.

[q unit=”Erfelijkheid”]
Als de cellen van een tumor langzaam groeien en de bouw van een weefsel niet verstoren noemen we dit gezwel: [hangman]  

[c] goedaardig

[a] Goedaardig gezwel 

Na een mutatie in het genotype kan een cel zich blijven delen. Er ontstaat een tumor. Deze is goedaardig als hij langzaam groeit en de bouw van het weefsel niet verstoord.

[q unit=”Erfelijkheid”]
Als na een mutatie een cel snel gaat delen, en de bouw van het weefsel gaat verstoren noemen we de tumor: 

[hangman]  

[c] kwaadaardig

[a] Kwaadaardig gezwel

Als cellen door een mutatie in het genotype heel snel gaan delen en de bouw van het weefsel gaan verstoren noemen we het gezwel kwaadaardig.

Bij een verstoring van het weefsel kan de tumor ervoor zorgen dat de functie van het weefsel verstoord wordt.

 

[q unit=”Erfelijkheid”]

Metastase 

[a] Metastase

Metastase is een moeilijk woord voor een uitzaaiing.
Bij een uitzaaiing is een cel van een tumor los gegaan en in de bloedbaan terecht gekomen.

Deze cel kan op een andere plaats in het lichaam een nieuwe tumor gaan vormen.

Je hebt dan kanker. 

 

[q unit=”Erfelijkheid”]

intermediair fenotype

[a] intermediair fenotype

Als de eigenschappen in het genotype even sterk zijn, ontstaat bij een heterozygoot genotype een intermediair fenotype.

Voorbeeld:
Een bloem heeft een genotype voor rode EN witte bloemen.
Een heterozygoot genotype geeft een roze fenotype.

Het fenotype is intermediair (een mengkleur) 

[q unit=”Erfelijkheid”]
meiose 

[a] Meiose (reductiedeling)

Celdeling waarbij de geslachtscellen ontstaan.
Ezelsbrug: m EI ose (eicel ontstaat hierdoor).

We noemen meiose ook wel reductiedeling. 
reduceren= verminderen.
We verminderen bij meiose het aantal chromosomen in de celkern. 

 

[q unit=”Erfelijkheid”]
vruchtwaterpunctie

[a] vruchtwaterpunctie

Vorm van prenatal onderzoek (onderzoek vóór de geboorte)
waarbij chromosomen uit cellen van het vruchtwater gecontroleerd worden op erfelijke afwijkingen. 

 

[q unit=”Erfelijkheid”]
vlokkentest

[a] Vlokkentest

Vorm van prenataal onderzoek (onderzoek vóór de geboorte) waarbij chromosomen uit cellen van de placenta (moederkoek) gecontroleerd worden op erfelijke afwijkingen. 

 

[q unit=”Erfelijkheid”]
echoscopie

[a] echoscopie

Vorm van prenataal onderzoek (onderzoek vóór de geboorte) waarbij met geluidsgolven een beeld gemaakt kan worden van de ongeboren baby.

Afwijkingen in het fenotype kunnen hierbij gevonden worden. 

[q unit=”Erfelijkheid”]


biotechnologie

[a] Biotechnologie

verzamelnaam voor technieken (manieren) waarbij organismen gebruikt worden om producten te maken voor de mens.

 

[q unit=”Erfelijkheid”]
genetische modificatie

[a] genetisch = genen
modificatie = verandering door de mens

Genetische modificatie:
Een verandering van het genotype van een organisme die door de mens is aangebracht. 

[q unit=”Erfelijkheid”]
Een genetisch gemodificeerd organisme noemen we:  [hangman]  

[c] transgeen

[a] Transgeen

Een transgeen organisme, is een organisme waarvan genen van een ander organisme getransporteerd (overgeplaatst) zijn naar het genotype van dit organisme.

Bijvoorbeeld:
Varken waarbij een stukje DNA van een lichtgevende kwal in het genotype geplaatst is.
Het varken is dan transgeen.  Hij heeft nu eigenschappen in het fenotype die een lichtgevende kwal ook heeft.

[/qdeck]

Flashcards Zintuigstelsel: het oog