1. Alle zichtbare eigenschappen van een organisme noemen we zo.

2. De informatie voor alle erfelijke eigenschappen die op je genen staan noemen we zo.

3. Een moeilijk woord voor een bevruchte eicel.

4. Een cel waarin twee keer hetzelfde gen in het genotype zit.

5. Een cel waarin twee verschillende genen in het genotype zitten.

6. Chromosomen die het geslacht bepalen noemen we zo.

7. Zo heet het proces waarbij geslachtscellen ontstaan.

8. Reductiedeling noemen we zo, omdat het aantal chromosomen in de celkern.

9. Dit gen bepaalt bij een heterozygoot genotype welke eigenschap in het fenotype te zien is. .......................... gen.

10. Dit gen moet twee keer in het genotype voorkomen om in het fenotype te zien te zijn. ................................. gen.

11. Als in een genotype alle genen even sterk zijn noemen we het fenotype bij een heterozygoot ook wel zo.

12. Met dit symbool geef je een dominant gen aan.

13. Met dit symbool geef je een recessief gen aan.

14. Dit chromosoom bepaalt of je een jongen bent.