1. Dit onderdeel van de cel is afwezig bij dierlijke cellen.

2. Meerdere cellen met dezelfde vorm en functie noemen we zo.

3. Onderdeel van een cel met een eigen membraan en eigen functie.

4. Verschillende weefsels die met elkaar samenwerken noemen we zo.

5. Door samenwerking van verschillende organisatie niveaus ontstaan ................................ eigenschappen.

6. Een groep soortgenoten in een bepaald gebied die onderling met elkaar kunnen voortplanten.

7. Alle organen die aan dezelfde taak werken.

8. Onder dit levenskenmerk vallen ademhaling, uitscheiding en voeding.

9. Als jouw zintuigen iets waarnemen en daarna een handeling ontstaat hebben we het over dit levenskenmerk.

10. Dit levenskenmerk heeft als doel het behouden van een soort.

11. Dit onderdeel van het celmembraan is een vetachtige stof met een fosfaatgroep.

12. Als je bang bent voor water dan ben je

13. Als je geen angst hebt voor water dan ben je

14. Poortje in het celmembraan waar stoffen die niet in vet kunnen oplossen doorheen kunnen.

15. Onderdeel van het celmembraan die door contact te maken met specifieke stoffen een proces in de cel kan starten.

16. Grondplasma en organellen samen noemen we zo

17. Dit organel zorgt voor de translatie van mRNA naar eiwitketen.

18. Gevouwen membraan in het cytoplasma waar de eerste vouwing van eiwitten plaatsvindt.

19. Gevouwen membraan in het cytoplasma waar eiwitten de definitieve vorm krijgen en verpakt worden in transportblaasjes.

20. Het transport van transportblaasjes in de cel wordt hierdoor gedaan.

21. Blaasje met enzymen die grote deeltjes in de cel verteren en oude organellen afbreken.

22. Organel dat voedingsstoffen afbreekt en hier energierijke stoffen van vormt.